Recentelijk hebben de belangenorganisaties (Bond voor Belastingbetalers, Consumentenbond/Consumentenclaim, NBA, NOB, RB, SRA en NOAB) aan het Ministerie van Financiën gevraagd of, indien de Hoge Raad volgend jaar oordeelt dat het geboden rechtsherstel (deels) onvoldoende is geweest, belastingplichtigen nu al actie moeten ondernemen om in aanmerking te komen voor het nieuwe rechtsherstel.
Vooralsnog moet een aantal belastingplichtigen vóór 1 januari 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering 2018 indienen, omdat anders de vijfjaarstermijn daarvoor verloopt. In welke gevallen dat precies nodig is wordt hierna toegelicht. Voor de overige jaren is vooralsnog geen actie nodig.
Verzoek om ambtshalve vermindering IB 2018 moet voor 1 januari 2024 zijn ingediend
Voor de aanslag IB 2018 verloopt de termijn voor het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering na 31 december 2023. Voor een aantal belastingplichtigen is het aan te bevelen om vóór 1 januari 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering IB 2018 in te dienen. Daarmee stellen zij hun rechten veilig als de Hoge Raad later oordeelt dat (meer) rechtsherstel geboden is.
Daarbij gaat het om twee groepen van belastingplichtigen. De eerste groep bestaat uit belastingplichtigen die deelnamen aan de massaalbezwaarprocedure box 3 inzake de jaren 2017-2020, welke zaak heeft geleid tot het Kerstarrest (24 december 2021). Zij kunnen op dit moment meestal niet meer direct rechtsgeldig in bezwaar komen tegen het geboden rechtsherstel. Ze kunnen echter wel een verzoek om ambtshalve vermindering indienen. Tegen een afwijzing van een dergelijk verzoek staat vervolgens bezwaar en beroep open waarin vervolgens een verdere vermindering kan worden geboden als het werkelijke inkomen lager is.
De tweede groep bestaat uit belastingplichtigen die een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2018 ontvingen met een dagtekening vanaf 12 november 2021. Als deze belastingplichtigen geen bezwaar tegen de definitieve aanslag hebben gemaakt, kunnen zij nog wel een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de Belastingdienst.
Het gaat hierbij om belastingplichtigen die geen rechtsherstel hebben gekregen, alsook belastingplichtigen voor wie het geboden rechtsherstel mogelijk onvoldoende is geweest, omdat het werkelijke rendement lager was dan het forfaitair berekende rendement.
Voor alle duidelijkheid: de belastingplichtigen die een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2018 ontvingen met een dagtekening die ligt vóór 12 november 2021 en die niet eerder een bezwaar hebben ingediend, hoeven nu niets te doen, omdat zij automatisch meedoen aan de reeds lopende massaal bezwaar plus procedure.
Verzoek Belastingdienst om referentienummer 2018NNOT te gebruiken
De Belastingdienst heeft een referentienummer aangemaakt voor het jaar 2018: “2018NNOT”. Het verzoek aan belastingplichtigen en fiscaal dienstverleners is om dit referentienummer op te nemen in het verzoek om ambtshalve vermindering voor 2018. Het verzoek moet worden ingediend bij de ‘eigen’ inspectie/belastingkantoor; er is geen separaat landelijk postadres voor deze verzoeken ingesteld. Voor het indienen van het verzoek kan het juiste postadres worden gezocht via de website van de Belastingdienst. Het referentienummer geeft de Belastingdienst de mogelijkheid het verzoek aan te kunnen houden tot het arrest van de Hoge Raad (wellicht meer) duidelijkheid geeft.
Andere jaren: vooralsnog geen actie nodig
Voor het belastingjaar 2019 verloopt de vijfjaarstermijn pas op 31 december 2024. Voor ieder volgend belastingjaar telkens een jaar later. Voor deze belastingjaren is de vraag opgekomen of nog vóór het verschijnen van het in maart/april te verwachten arrest van de Hoge Raad actie nodig is.
Het Ministerie van Financiën heeft in een brief aan de belangenorganisaties bevestigd dat het voor onherroepelijk vaststaande aanslagen – waar het verlopen van de vijfjaarstermijn op dit moment geen rol speelt – de rechtspositie naar de mening van het Ministerie niet wordt gewijzigd als een verzoek tot ambtshalve vermindering wordt ingediend vóór het nog te wijzen arrest van de Hoge Raad of erna. Hierbij maakt het naar de mening van het Ministerie geen verschil of het arrest van de Hoge Raad straks als ‘nieuwe jurisprudentie’ moet worden gezien of niet. Daarom kan voor de jaren 2019 en verder gewacht worden totdat duidelijk is wat de Hoge Raad in zijn arrest heeft geoordeeld. De koepelorganisaties hopen in januari 2024 via een nader overleg met het Ministerie nog meer duidelijkheid/toelichting te verkrijgen op deze mening van het Ministerie. De inzet van de koepelorganisaties bij dat nadere overleg is en blijft dat onnodige massale stromen van individuele verzoeken moeten worden voorkomen.
Los daarvan is het in voorkomende gevallen natuurlijk wel raadzaam om tijdig – dus binnen zes weken – bezwaar aan te tekenen.
Uitkomst overleg met Ministerie van Financiën
Eind november jl. hebben de belangenorganisaties overleg gehad met het Ministerie van Financiën. De belangenorganisaties hebben het Ministerie van Financiën gevraagd of, als de Hoge Raad volgend jaar oordeelt dat het geboden rechtsherstel (deels) onvoldoende is geweest, de belastingplichtigen die meededen aan de massaalbezwaarprocedure box 3 2017-2020 en de belastingplichtigen die een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvingen met een dagtekening vanaf 12 november 2021 automatisch in aanmerking komt voor het nieuwe rechtsherstel. Deze groep belastingplichtigen zou dan geen verzoek om ambtshalve vermindering bij de Belastingdienst hoeven in te dienen om hiervoor in aanmerking te komen. Het Ministerie van Financiën heeft helaas aangegeven pas duidelijkheid hierover te willen geven als het arrest van de Hoge Raad, dat wordt verwacht in maart/april 2024, is gepubliceerd, omdat op basis van een concreet arrest een betere afweging van de gevolgen gemaakt kan worden.