Op 5 november 2025 is het Besluit inzake landbouwproblematiek aangepast. Het besluit met nr. 2025-10940 is op 14 november 2025 in de Staatscourant gepubliceerd.

Het besluit is voor het grootste deel gelijk aan het voorgaande besluit van 23 november 2018, nr. 2018-115091. De vervallen bepalingen hebben betrekking op regelingen die al enige tijd zijn verlopen of vervallen.

Nieuw zijn de bepalingen rondom vruchtwisseling (onder punt 6) in relatie met de toepassing van de landbouwvrijstelling en een nadere toelichting op het begrip bosbedrijf (onder punt 9) in relatie tot de toepassing van de bosbouwvrijstelling.

 

Vruchtwisseling

Uit de rechtspraak volgt dat de waardeverandering van cultuurgrond die uit gebruik wordt gegeven in het kader van vruchtwisseling onder de toepassing van de landbouwvrijstelling kan worden gerangschikt.

Over vruchtwisseling en de toepassing van de landbouwvrijstelling bestonden al langere tijd afspraken tussen LTO-Nederland en de Belastingdienst. Deze werkafspraken vervallen per 14 november 2025. Voor aantoonbare vaststaande (vaststellings)overeenkomsten geldt overgangsrecht van maximaal twee jaar. Zie hiervoor de tekst van paragraaf 6 van het besluit.

De Staatssecretaris heeft in dit Besluit aan de hand van voorbeelden nogmaals duidelijk willen maken aan welke voorwaarden voldaan moet zijn, wil een agrarische ondernemer met betrekking tot een waardeverandering tijdens een periode van vruchtwisseling de landbouwvrijstelling toe kunnen passen. Uit de voorbeelden blijkt dat er in beginsel een teelt technische noodzaak aanwezig moet zijn om vruchtwisseling toe te passen op de cultuurgronden.

 

Bosbedrijfvrijstelling

De wet kent geen definitie van het begrip bosbedrijf. De Staatssecretaris heeft aan het begrip bosbedrijf in het kader van de toepassing van de bosbouwvrijstelling in de zin van artikel 3.11 Wet IB 2001 in dit besluit nadere invulling willen geven.

Hieruit zou men af kunnen leiden dat in de opvatting van de Staatssecretaris de bedrijfsvoering bij een verzameling heesters, struiken en andere planten in hoofdzaak gericht is op het telen van gewassen. Hierbij zal met name gedacht moeten worden aan heesters, struiken en andere planten waarvan de oogst van takken als zogenoemd snijgroen worden aangemerkt (bijvoorbeeld forsythiastruiken, en dergelijke). De vraag die onbeantwoord blijft is, of onder die omstandigheid de activiteit als een landbouw-/tuinbouwbedrijf kan worden aangemerkt.

Dit RB Nieuwsbericht is opgesteld in samenwerking met de Commissie Agro Fiscaal.

Deel dit nieuwsbericht

Recente nieuwsberichten

Winkelwagen 0