De Staatssecretaris van Financiën heeft bezwaarschriften met betrekking tot de belastingrente in de Inkomstenbelasting (IB) en andere belastingmiddelen aangewezen als massaal bezwaar. In deze massaal bezwaarprocedure is een aantal rechtsvragen geselecteerd waar de rechter over gaat oordelen. Zie voor het besluit over aanwijzing tot massaal bezwaar en de daarin opgenomen rechtsvragen het Besluit aanwijzing massaal bezwaar IB en andere middelen. De wettelijke grondslag is gelegen in artikel 25c Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
Er was al voor de vennootschapsbelasting (Vpb) een beleidsbesluit massaal bezwaar belastingrente voor de vennootschapsbelasting
De aanwijzingen massaal bezwaar IB (en andere belastingmiddelen) en massaal bezwaar Vpb zijn tot stand gekomen in overleg met het Register Belastingadviseurs en andere koepelorganisaties.
Aanleiding voor de aanwijzing als massaal bezwaar is de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4361.
In dit RB Nieuwsbericht gaan we met name in op het massaal bezwaar tegen de belastingrente in de inkomstenbelasting en andere belastingmiddelen.
Voor de praktijk is een aantal zaken van belang:
1. Concreet gaat het om bezwaren tegen de belastingrente die vanaf 1 oktober 2020 in rekening is gebracht voor de inkomstenbelasting, en de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieu grondslag genoemde belastingen (hierna: overige middelen), voor zover die bezwaren het percentage van de belastingrente betreffen dat op grond van artikel 30hb AWR in samenhang met artikel 1, onderdeel a, van het Besluit belasting- en invorderingsrente (hierna: Besluit BIR), dan wel, met ingang van 1 januari 2024, in samenhang met artikel 1, eerste lid, van het Besluit BIR geldt.
2. Tegen een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting kan geen bezwaar worden gemaakt. Indien je het niet eens bent met een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting, dien je op grond van artikel 9.5 Wet IB 2001 een verzoek in te dienen om herziening van de voorlopige aanslag. Tegen een afwijzende beschikking op dit verzoek kan vervolgens wel bezwaar gemaakt worden.
Een verzoek om herziening van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting kan worden ingediend tot zes weken na de dag van dagtekening van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend (artikel 9.5 lid 5 slotzin, laatste gedeelte Wet IB 2001). Let op, dat bij een verzoek om herziening van een voorlopige aanslag niet automatisch uitstel van betaling wordt gegeven. Daarvoor zal een verzoek moeten worden gedaan bij het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag.
3. Er zal nog steeds individueel bezwaar moeten worden gemaakt. In het vanaf 2017 geldende systeem voor massaal bezwaar is dit individueel ingediende bezwaar een voorwaarde voor deelname aan de massaal bezwaar procedure. Er is dus geen sprake van een massaal bezwaar plus procedure, zoals bij Box 3. Het RB en de overige koepelorganisaties hebben hier wel op aangedrongen maar het Ministerie heeft hier niet aan tegemoet willen komen. Het heeft de voorkeur van de Belastingdienst dat er digitaal bezwaar wordt gemaakt indien dat mogelijk is. Zie daarvoor het RB Nieuwsbericht Digitaal bezwaar via Digipoort: Uitsluitend voor bezwaarschriften
Voor de belastingrente in de inkomstenbelasting is er een mogelijkheid tot het indienen van bezwaar tegen:
– Definitieve aanslagen inkomstenbelasting;
– Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting;
– Een beschikking waarbij een verzoek om herziening van de (belastingrente in de) voorlopige aanslag inkomstenbelasting wordt afgewezen.
De termijn voor het instellen van bezwaar tegen een afwijzende beschikking op een verzoek om herziening van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting eindigt op de dag van de dagtekening van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend. Alleen voor de component belastingrente kan deze termijn langer zijn. Deze termijn bedraagt dan ten minste zes weken na de dag van dagtekening van de gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Dit zal spelen als deze afwijzing wordt afgegeven binnen zes weken vóór de dagtekening van de definitieve aanslag. Zie voor de wettekst artikel 9.5 Wet IB 2001.
Bedenk hierbij dat de belastingrente meestal zal zijn begrepen in de voorlopige aanslag en veel minder in de definitieve aanslag. Het is dus niet mogelijk om in een bezwaar tegen de belastingrente in de definitieve aanslag alsnog bezwaar te maken tegen de belastingrente in een voorlopige aanslag als de termijn daarvoor eenmaal verstreken is.
4. Indien er ook andere bezwaargronden zijn dan de hoogte van de belastingrente (bijvoorbeeld de hoogte van de belastinggrondslag), dan kunnen deze gronden het beste in één bezwaarschrift worden opgenomen. De inspecteur doet het bezwaarschrift op die punten individueel af. De Belastingdienst ziet graag vermeld of een bezwaar alleen de belastingrente behelst of ook andere bezwaren bevat (gemengd bezwaar).
5. Het Bureau Vaktechniek heeft een Bezwaarschrift / verzoekschrift inkomsten- of vennootschapsbelasting inzake belastingrente op het ledengedeelte van de website geplaatst voor het maken van bezwaar dan wel het verzoek om herziening van een voorlopige aanslag.
6. Er is een apart RB Nieuwsbericht over het massaal bezwaar in de Vennootschapsbelasting.
PE-cursussen Actualiteiten Formeel Belastingrecht / Bezwaar en beroep
Wil je meer weten over Actualiteiten Formeel Belastingrecht, volg dan de fysieke cursus Actualiteiten Formeel Belastingrecht. Zoek je meer kennis over de mogelijkheden bij het instellen van bezwaar en beroep, schrijf je dan in voor de fysieke cursus bezwaar en beroep.